Degrave, PaulineDe Wispelaere, ThomasThomasDe Wispelaere2025-07-082025-07-082025-05-1920252025-05-19https://hdl.handle.net/2078.2/43619Franstalige leerders ondervinden aanzienlijke moeilijkheden bij het verwerven van de Nederlandse prosodie, als gevolg van fundamentele prosodische verschillen tussen beide talen. Het Nederlands kent een lexicale klemtoon, die de betekenis van een identiek woord door de klemtoonpositie kan veranderen, en zinsaccent, die een contrastieve of focusfunctie vervult om nieuwe of contrasterende informatie te benadrukken. Het Frans daarentegen hanteert een vast eindaccent (Di Cristo, 2000) dat een demarcatieve functie vervult. Door dit verschil nemen Franstalige leerders van het Nederlands vaak de zinsaccentpatronen van hun moedertaal over, wat leidt tot de productie van het zogenaamde brugaccent waarbij meerdere elementen in een zin geaccentueerd worden, ongeacht de informatiewaardecontext. Rasier & Hiligsmann (2007) richtten hun studie op deze moeilijkheden en toonden aan dat leerders andere zinsaccentpatronen produceren dan wat er verwacht wordt in diverse informatiewaardecontexten. Muzikale opleiding blijkt de taalvaardigheid te bevorderen, met name op prosodisch niveau en studies suggereren dat muzikanten prosodische kenmerken beter percipiëren (Degrave, 2019; Jansen et al., 2023). De invloed van een muzikale opleiding op de prosodieproductie is echter nog weinig onderzocht, vooral in andere talen dan het Engels of het Frans. De huidige studie onderzoekt dus of Franstalige muzikanten beter scoren dan niet-muzikanten in een zinsaccentproductietaak in het Nederlands. Hier wordt er ook het best geproduceerde zinsaccentpatroon in de verschillende informatiewaardecontexten geanalyseerd. 18 niet-muzikanten en 18 muzikanten werden opgenomen. De productietaak, gebaseerd op Rasier en Hiligsmann (2007), eliciteerde nominale constituenten (‘onbepaald lidwoord + bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord’) binnen vier informatiewaardecontexten in een beschrijvingstaak met geometrische vormen die van kleur veranderden. Opnames werden beoordeeld door vier naïeve moedertaalsprekers van Belgisch-Nederlands en vier taalkundigen. De resultaten tonen geen significantie dat muzikanten beter scoren dan niet-muzikanten. De twee groepen scoorden vergelijkbaar. Dit suggereert dat de invloed van een muzikale opleiding op de prosodieproductie genuanceerder is dan verwacht. Een Generalized Linear Mixed Model toonde echter significante effecten voor de factoren ‘context’ en ‘groep beoordelaars. Misschien zijn deze resultaten te wijten aan de selectie van muzikanten die op zelfrapportage gebaseerd was. Een muzikale test in vervolgonderzoek zou een ander licht van significantie kunnen werpen op de erbij betrokken data.French-speaking learners face significant challenges in acquiring Dutch prosody due to fundamental prosodic differences between the two languages. Dutch features lexical stress, which can change the meaning of an identical word depending on the stressed syllable, and sentence stress (SS), which serves a contrastive or focus function to emphasize new or contrasted information. In contrast, French uses fixed final stress (Di Cristo, 2000) that fulfills a demarcative function. This discrepancy often leads French-speaking learners of Dutch to transfer their native SS patterns, resulting in bridge accents where multiple elements in a sentence are stressed, regardless of the informational context. Rasier & Hiligsmann (2007) highlighted these difficulties, showing that learners tend to produce non-native-like SS patterns across different informational contexts. Musical training has been shown to improve linguistic competences, notably at prosodic level, with studies suggesting that musicians are better at perceiving prosodic features (Degrave, 2019; Jansen, et al., 2023). However, the impact of musical training on prosody production remains underexplored, particularly in languages other than English and French. This study investigates whether French-speaking musicians outperform non-musicians in a Dutch SS production task and explores the SS patterns used by both groups across different informational contexts. 18 non-musicians and 18 musicians were tested. The production task, adapted from Rasier and Hiligsmann (2007), was used to analyze the SS productions of the participants. Learners were asked to elicit noun phrases (‘indefinite article + adjective + noun’) across four informational contexts in a picture description task of geometrical figures. This design allows for examining whether participants adapt their SS placement to reflect the different informational contexts. The recordings were evaluated by four naïve native speakers of Belgian Dutch and four linguists. The results did not provide significant evidence that musicians outperformed non-musicians. Both groups performed similarly overall. These findings suggest that the influence of musical training on prosody production may be more nuanced than anticipated. While previous studies have emphasized the role of musical training in enhancing L2 prosody perception, its impact on SS production warrants further investigation. However, modelling the data into a Generalized Linear Mixed Model, significant results were obtained for two other variables than ‘musical profile’, namely ‘context’ and ‘groups of judges’. This might be explained by the fact that musicians were selected based on a self-report. A musical test in the selection procedure of future studies might provide another picture of significance.Les apprenants francophones rencontrent d’importantes difficultés dans l’acquisition de la prosodie en néerlandais en raison de différences prosodiques fondamentales entre les deux langues. Le néerlandais présente une accentuation lexicale, qui peut modifier le sens d’un mot identique en fonction de la syllabe accentuée, ainsi qu’un accent de phrase (AP) ayant une fonction contrastive ou de focalisation, servant à mettre en relief une information nouvelle ou importante. En revanche, le français utilise un accent final fixe (Di Cristo, 2000) qui remplit une fonction démarcative. Ce décalage conduit souvent les apprenants francophones du néerlandais à transférer les schémas prosodiques de leur langue maternelle, produisant ainsi des arcs accentuels, où plusieurs éléments d’une phrase sont accentués, indépendamment du contexte informationnel. Rasier & Hiligsmann (2007) ont mis en évidence ces difficultés, montrant que les apprenants ont tendance à produire des schémas d’accentuation de la phrase différents de ce qui est attendu dans divers contextes informationnels. Il a été montré que la formation musicale améliore les compétences linguistiques, notamment au niveau prosodique : certaines études suggèrent que les musiciens perçoivent mieux les traits prosodiques (Degrave, 2019 ; Jansen et al., 2023). Toutefois, l’effet de la formation musicale sur la production prosodique reste peu exploré, en particulier dans des langues autres que l’anglais et le français. Cette étude examine si les musiciens francophones prononcent mieux l’AP que les non-musiciens dans une tâche de production de celui-ci en néerlandais. Les schémas d’AP employés par les deux groupes dans différents contextes informationnels sont aussi explorés. 18 non-musiciens et 18 musiciens ont été enregistrés. La tâche de production, adaptée de Rasier et Hiligsmann (2007), élicitait des groupes nominaux (‘article indéfini + adjectif + nom’) dans quatre contextes informationnels via une tâche de description de formes géométriques qui changeaient de couleur. Les enregistrements ont été évalués par quatre locuteurs natifs naïfs du néerlandais de Belgique et par quatre linguistes. Les résultats n’ont pas apporté de preuve significative que les musiciens prononcent mieux l’AP que les non-musiciens. Les deux groupes ont obtenu des performances globalement similaires. Ces résultats suggèrent que l’effet de la formation musicale sur la production prosodique pourrait être plus nuancé que prévu. Un Generalized Linear Mixed Model a toutefois révélé des effets significatifs pour deux variables autres que le ‘profil musical’, à savoir le ‘contexte’ et les ‘groupes de juges’. Cela pourrait s’expliquer par le fait que la sélection des musiciens reposait sur une auto-évaluation. Un test musical dans la procédure de sélection des futures études pourrait offrir un autre éclairage sur l’aspect significatif des données concernées.zinsaccentprosodieproductieFransNederlandsmuzikale opleidingtext::thesis::master thesis